Pluis

Twee jaar geleden kwam hij logeren. Pluis was zwaar verwaarloosd en zij had een groot hart. Het was tijdelijk. Tot de eigenaar weer voor Pluis kon zorgen. Maar Pluis bleef.

Pluis was er bij alle twijfels, bij het verdriet, bij grote beslissingen, bij eenzaamheid en bij een nieuwe start in het leven. Hij was tevreden als hij maar op tijd de koelkast hoorde opengaan voor zijn groentesnack.

Van een angstige cavia veranderde Pluis in een knaagdier die vrolijk geluidjes maakte als ze weer thuiskwam en al witlof knabbelend zijn nageltjes door haar liet knippen.

Pluis was er altijd. Pluis zou zelfs een vriendinnetje krijgen, want alleen is ook maar alleen.

Maar opeens besloot Pluis heel ziek te worden. Hij at niet meer, dronk niet meer. Ze was bang dat zelfs de afspraak bij de dierenarts even later op de ochtend niet meer gehaald zou worden.

De dierenarts zei dat zijn darmpjes niks meer deden en dat hij van binnen al kouder was dan mag. Besloten werd hem in een soort couveuse te doen, en medicatie te geven. Met het laatste beetje energie in zijn lijf kroop hij tegen haar aan. Hij wilde niets, alleen naar haar toe. Hij wilde knuffelen.

Even later werd ze gebeld. Hij was overleden. Waarschijnlijk had hij een blaasontsteking en was daardoor gestopt met eten. Hierdoor stopten zijn darmpjes en ontstond er een gasbel. Even had hij een opleving gehad, maar vlak erna was hij al ingeslapen.

Pluis was speciaal, dus ze besloot hem te laten cremeren. Het afscheid was veel te vroeg. Zonder Pluis maar met een pootafdruk in klei ging ze weer naar huis. De kooi werd weggehaald.

Een paar dagen later kreeg ik een bericht:

‘Zo stil in huis’.