Je zag me niet

Opeens zie ik je. Jij mij niet. 

Geroezemoes en het geschuif van metalen stoelen over steen en rinkelende kopjes verdwijnen naar de achtergrond. Herinneringen aan vroeger komen terug alsof het gisteren gebeurd is. De venijnige geur van de koffie voor mij op tafel brengt mij terug naar nu. Mijn hand gaat richting de kop van Roef en strijk met mijn vingers door het zachte haar.

 

Voorzichtig kijk ik nog eens in jouw richting.

Je bent het echt, nog niets veranderd. Ach natuurlijk wel, maar ook weer niet. Terwijl je langs koffiedrinkende en appeltaart-etende mensen loopt, dwaalt je blik over het terras. Je herkenbare brede lach. Een vriendelijke knik.

 

Je had oog voor iedereen. Ik alleen voor jou.

Het is alweer zo lang geleden. Ik zou willen opspringen en je achterna hollen, je bij je schouders omdraaien en blij verrast roepen hoe geweldig het is om je weer te zien.

 

Maar ik doe het niet.

Mijn vingers verkrampen om de rand van het metalen tafeltje. Je weet vast niet meer wie ik ben. Ik was toen zo onzichtbaar, alsof de wereld weigerde mij te zien. 

 

Ik weigerde gezien te worden.

Maar jij. Je was mijn fluisterende liefde. Ieders liefde. Ik breng het kopje naar mijn mond en een slok veel te hete koffie brandt na in mijn keel.

Je raakte me, irriteerde me, vertederde me en ik aanbad je. Ook net herkende mijn lichaam je al van verre, voordat mijn ogen je hadden waargenomen. Ik voelde je aankomen.

 

Toch wel onverwacht, die intensiteit van jou weer zien. 

Beelden schieten door mijn hoofd als vleermuizen door de schemer. Herinneringen aan jou die ik tijdens de schooltijd bij elkaar heb gesprokkeld.

Alsof ik toen al wist dat dat het enige zou zijn wat er over zou blijven. Hoe je keek, je stem klonk, je glimlach, je doordringende ogen. Ik wilde het niet allemaal zo vergeten, maar bewaren op een plekje waar niemand bij kon.

Toch verbaast het me dat er nog zoveel van jou in mij zit. Ik voel meteen weer de sombere afzondering, de mateloze onbegrensde afstand tussen jou en mij, net als vroeger. Natuurlijk zijn de scherpe randjes er in de afgelopen jaren afgesleten.

 

Het oude schoolleven is verdwenen, een nieuw volwassen leven gestart.

Zou ik alsnog opstaan en naar je toelopen? Nee. Ik wil dit moment voor de rest van mijn leven nog alle kanten op kunnen laten gaan. En de herinnering aan jou gewoon een herinnering aan jou laten blijven. Een verliefdheid die voorbij is. Eén die nooit beantwoord is.

 

Langzaam zie ik je verdwijnen in de verte. Op zoek naar iemand of iets. Ik spoel met de laatste slok koffie de vage contouren van jouw beeld weg.

 

Je zag mij niet …